Soorten lichttelescopen

a. DE VERREKIJKER (bijvoorbeeld 10 x 50 mm)

 

De verrekijker ofwel binoculair (kijker met twee oculairen) is een Hollandse uitvinding van de twee Middelburgers Jansen en Lippershey (1608), die voor Galilei als voorbeeld diende voor de constructie van de eerste astronomische telescoop (1609). 

TECHNISCHE GEGEVENS.
De lichtsterkte berekenen we volgens de formule: lichtsterkte = (diameter objectief: vergroting) . Deze verrekijker (10*50mm) heeft een lichtsterkte van (50:10)  = 25.
Via twee omkeerprisma's wordt voor het oog links en rechts, en ook boven en onder op de juiste wijze afgebeeld.

B. DE TELESCOPISCHE VERREKIJKER (bijvoorbeeld 20 x 50 mm)

Je kijkt door de koker geheel uit te trekken en scherp te stellen op een ver voorwerp met de oculairring. (schuiven)
Met zijn zelf ontworpen telescoop, die een vergroting had van 30 x, ontdekte Galilei behalve de bergen en dalen op de maan, de zonnevlekken en de vier grote manen van Jupiter, ook dat Venus evenals de maan schijngestalten vertoont en iets bijzonders (de ring) bij Saturnus. Ook ontdekte Galilei dat de melkweg in de kijker zich oplost in duizenden sterren.

TECHNISCHE GEGEVENS.
De kijker (20*50) vergroot twintig keer en heeft een objectief met doorsnee van 50 mm.
De lichtsterkte berekenen we volgens de formule: lichtsterkte = (doorsnee objectief: vergroting)  . Deze verrekijker (20*50mm)heeft een lichtsterkte van (50:20)  = 6.25.
Verrekijkers worden vaak over het hoofd gezien als astronomische instrumenten. Tegenover telescopen hebben ze echter drie grote voordelen. Om te beginnen zijn ze gemakkelijk hanteerbaar. Bovendien kan men met beide ogen waarnemen, wat minder vermoeiend is. Tenslotte draait een verrekijker het beeld niet om, zodat hij dus ook geschikt is voor aardse waarnemingen. Op een verrekijker staan doorgaans drie getallen (bijvoorbeeld 7x50 7 .1). Het eerste getal duidt op de vergroting (in dit geval 7 maal). Het tweede is de diameter van de lens in mm (hier dus 50 mm). Het derde getal geeft de diameter van het beeldveld aan (7 .1). Soms wordt het derde getal ook vervangen door een uitdrukking als "125 op 1000". Dit wil zeggen dat het veld van de verrekijker op 1 km afstand een diameter heeft van 125 m. 
De kracht van een verrekijker ligt niet in zijn vergroting, maar wel in de diameter van zijn objectieven, die (zoals we reeds weten) bepalend is voor de lichtsterkte. Bovendien heeft een verrekijker een groot beeldveld. Deze eigenschappen maken hem vooral geschikt bij het waarnemen van maansverduisteringen, kometen, planeto den en sterrenhopen. 

C. De reflector

De reflector of ook wel spiegeltelescoop, is de telescoop in zijn eenvoudigste vorm. Dit type telescoop is door de engelse natuurkundige Isaac Newton uitgevonden in 1668. De werking van de telescoop is eenvoudig maar zeer doeltreffend, het licht dat de telescoop buis 'invalt' wordt door de hoofdspiegel gereflecteerd en gebundeld (brandpunt). De lichtbundel gaat vervolgens via de vangspiegel (onder een hoek van 90 graden) de telescoop weer uit, op weg naar het kijkeroculair. 
Voordelen van de reflector
Door het oppervlak van de vangspiegel heeft de telescoop een grote lichtsterkte en een kleurechte weergave van het object (geen chromatische afwijking, wat betekent dat er geen kleurfouten optreden). De spiegeltelescoop is ideaal voor deep-sky objecten en natuurlijk ook goed te gebruiken voor het bestuderen van de planeten. Maar voor observatie van de planeten kan beter een lenzentelescoop worden gebruikt. Ook geschikt voor fotografie.
Korte buis door de correctie plaat, dus handelbaar! Kleurecht en haarscherp beeld. Perfect voor astro-fotografische doeleinden en deepsky objecten en planeten.

Reflectors of spiegeltelescopen bieden het voordeel dat ze niet onderhevig zijn aan kleurschifting, zoals refractors. Bovendien kan een spiegel overal ondersteund worden, waardoor we in staat zijn spiegels te slijpen met een diameter van enkele meter. Van de talrijke types spiegeltelescopen bekijken we de voornaamste vier: 
 

-De Newtontelescoop vangt het licht op in een holle sferische of parabolische spiegel en weerkaatst het naar een kleine vangspiegel die voor het brandvlak geplaatst is. Dat spiegeltje weerkaatst het licht door het oculair. 
 
 

-Het Cassegrain-type weerkaatst het licht in een holle parabolische spiegel naar een bol vangspiegeltje. Dit spiegeltje weerkaatst het licht op zijn beurt, door een gat in de hoofdspiegel naar het oculair. 

  -De Schmidt-kijker is speciaal gebouwd voor fotografische opnamen. Hij heeft een breed gezichtsveld, vrijwel zonder beeldfouten. Het licht valt door een correctieplaat op een sferische spiegel. De spiegel weerkaatst het licht op een gebogen fotografische plaat. 

  -De Kutter-telescoop, Is een typische amateur-telescoop, die men toch niet mag onderschatten. Het licht valt op een sferische of parabolische spiegel en wordt weerkaatst. In de helft van de brandpuntsafstand bevindt zich een tweede spiegel, die een weinig bol staat. Die spiegel werpt het licht naar het oculair. Deze constructie maakt het mogelijk een instrument met lange brandpuntsafstand in een beperkte ruimte op te stellen. Bij modellen van 15 cm (diameter van de hoofdspiegel) en groter, zit ertussen de tweede spiegel en het oculair nog een correctielens. 

D. Refractor
Bij de refractor of lenzentelescoop wordt het objectief gevormd door een bolle lens. Het inkomende licht gaat door de lens de telescoopbuis binnen en wordt afgebogen tot een brandpunt. De lichtbundel gaat door de lengte van de buis en aan het einde van de lichtbundel (het brandpunt) komt uit in het oculair. 


Voordelen van de refractor
Refractors of lenzenkijkers zijn het eenvoudigste type telescoop. Het licht valt binnen langs het objectief. Door deze bolle lens wordt het afgebogen naar het brandvlak. Hierachter bevindt zich dan het oculair, dat oorspronkelijk uit een en later uit twee bolle lenzen bestond.
Dit type kijker draait wel alle beelden om. Voor astronomische doeleinden is dit echter geen probleem; vele kaarten worden zelfs omgekeerd gedrukt. Bij een gewone veldkijker daarentegen gebruikt men een holle lens als oculair, die voor het brandvlak geplaatst wordt. Op die manier draait het beeld niet om. 
Refractors hebben echter een groot nadeel. Niet alle lichtstralen worden even sterk afgebogen door een lens. Violet licht buigt meer af dan rood. Dit effect noemen we kleurschifting. Vermits het licht van een ster samengesteld is uit alle kleuren van het spectrum, zal zij in een eenvoudige lenzenkijker een wazige, gekleurde rand vertonen. Dit kan worden verholpen door het objectief te vervangen door twee lenzen van verschillende glassoorten, die het licht op een verschillende wijze breken: achromatische lenzen.
Aangezien een lens alleen aan de rand kan ondersteund worden, is ook haar diameter beperkt. Een grote lens heeft namelijk de neiging door te buigen onder haar eigen gewicht, waardoor het lensoppervlak vervormt. Daarom is men voor grote kijkers aangewezen op spiegeltelescopen. 
Bijna niet gevoelig voor temperatuur schommelingen doordat de buis gesloten is in vergelijking met de spiegeltelescoop. Haarscherp beeld en vooral geschikt voor het observeren van planeten. Door het gebruik van een samengestelde lens kan het chromatische aberratie probleem (kleurfouten) worden gecompenseerd. Ook ideaal geschikt voor het maken van planetaire foto's.

Terug naar index